In de strijd tussen Schieringers en Vetkopers werd omstreeks 1415 het huis van Focke Schulteda waarschijnlijk te Bedum verwoest. Dit was het huis Schultinga. In 1439 is een Focke Schultema of Schulte hoofdeling op 't Zandt en schepper van het Dorpsterzijlvest.
Hij overleed voor 1445. Van 1436 tot 1464 is er een Liuwert Schelting of Schultinga in Bedum, getrouwd met een Teteke met 3 dochters. Een van de dochters huwde Claes Kater. Bij een boedelscheiding van deze Claes in 1509, krijgt zoon Hendrik de heerd met 102.5 gras land. Hendrik had een dochter die trouwde met Geert van Iselmuden. Bij erfscheiding van 1571 kreeg zoon Coert het huis Schultinghe met alle timmeringen op het terrein, gracht, heminge en hofte, verder alle rechten en heerlijkheden met St. Pietersleen te Bedum en de kosterie aldaar, gesteld op 4000 emder gulden. Ook hoorde er 102.5 ? grasland bij (de eenheid is niet duidelijk).
Van Coert vererfde het steenhuis op zijn broer Wigbold die in 1598 overleed en in de kerk in Bedum begraven ligt. Daarna waren de eigenaars Wigbold's zoon Ernst (bijgezet in de kerk van Bedum in 1646) en diens zoon Wigbold gestorven in 1662. Een dochter van Wigbold, Lucretia trouwde in 1663 met Doede Manninga. Na haar dood in 1674 werd de borg met 40 grazen land en rechten publiek verkocht. Kopers werden de kapiteins Hendrik Steenhuisen en Gerlacus Verrucii. In 1676 werd de laatste alleen eigenaar. Deze was getrouwd met Dorthea van Walta. Hun zoon Sijbrand Walta Verrucii erfde de borg in 1695 en verkocht het aan Johan Lewe in 1726. De borg wordt dan omschreven als het huis Schultinga met schathuis, hoven, grachten, singels en het hoge heem en 't Oltdijck. Er horen 64 grazen bij. Enige jaren later is de borg afgebroken. De boerderij die zuidelijk daarvan is gebouwd, draagt het jaartal 1732.
BRON: De Ommelander borgen en steenhuizen, ISBN 90 232 2314 4