VVV Bedum Het Hogeland

Huize Goossen

Albert en Griet Goossen geïnterviewd door Saffira Rijkee.


Op een winterochtend aan de eettafel gaan zitten bij Albert (78) en Griet Goossen, blijkt een gezellig gesprek vol herinneringen aan een actief en avontuurlijk bestaan op te leveren. Iedere vraag laat een stroom van nieuwe herinneringen opborrelen. Jong van geest blijkt het echtpaar zeker nog. Op hun Vespa scooter maken ze regelmatig dagtochtjes en allebei hebben ze genoeg hobby’s. Albert: “Wij zijn op een leeftijd dat het grootste deel erop zit. Maar ik hoop dat we nog een mooi aantal jaren tegoed hebben”.

Albert en Griet Goossen

Albert is altijd een verzamelaar geweest. Techniek is zijn grote hobby; vooral bij stoommachines ligt zijn hart. Boven op zolder heeft hij een hele verzameling zelf omgebouwde exemplaren staan. Maar niet alleen stoommachines, ook een groot archief met ontzettend veel foto’s van en informatie over het Boterdiep Zuidzijde – de straat waar hij ooit geboren werd – en de Molenweg. Griet: “Hij knipt alles uit en bewaart het dan, ook voor wel vijftien andere mensen”.
Albert wijst op een stapel al vergeelde kranten die nog liggen te wachten. En boven heeft hij nog zeker zes kisten vol post staan die teruggaat tot de jaren tachtig en die hij nog moet verwerken. Want hij krijgt zijn informatie voor zijn archief en plakboeken overal weg, zelfs uit Amerika en Rusland. Met een speciale letterliniaal heeft hij een aantal standaard brieven gemaakt in verschillende talen die hij overal naar toestuurt met de vraag om informatie. Een computer heeft het echtpaar niet. “Wie ben ‘n antiek”, is het argument.

Klik voor vergroting

Stoom
Stoommachines waren al een liefhebberij van Alberts vader, Roelf Goossen. Albert: “Wij hadden vroeger een meubelmakerij en mijn vader was alleen op zondag vrij. Dan was hij altijd bezig met zijn stoommachines en ik keek als zoon natuurlijk over zijn schouder mee. De eerste machine die ik kocht was een stoomwals…”
Griet: “Nee, dai hest van mie kreeg n!”
Albert: “Ja, inderdaad, op mijn verjaardag. Ik maak ook technische plakboeken. Fabrieken, schepen, treinen; alles wat met stoom te maken heeft. Daar ben ik vooral ’s winters en ’s avonds mee bezig. Ik kan nu toch niet in mijn werkplaats in de tuin zijn”.

Gedwongen verhuizen

Toen ik vanmorgen binnenkwam vertelde Albert meteen dat hij en zijn vrouw  wat in een mineurstemming zijn omdat ze gisteravond in de krant lazen over een voorgenomen verbouwing van hun huis. Het echtpaar Goossen woont al dertig jaar aan de Walfriduslaan in Bedum en ze hoopten hier tot het einde van hun leven te kunnen blijven. Nu lijkt het erop dat ze eruit moeten omdat de woningen volledig gerenoveerd  worden en dat zien Albert en Griet echt niet zitten. Albert heeft zijn zolder vol verzamelingen, Griet haar prachtige, zelf aangelegde wandeltuin vol paadjes, vijvertjes en bloemen. “Waar moet je er mee heen als je plotseling nog moet verhuizen?” Albert zegt nu al dat hij het er niet bij laat zitten. Er zijn meer bewoners die niet weg willen, en samen zullen ze flink protesteren.

Van elektricien tot meubelmaker

Over zijn geboorte zegt Albert: “Ik ben in 1932 geboren aan het Boterdiep Zuidzijde, nummer 7. Het gebeurde bij gas- en petroleumlicht en ik ben gewassen in regenwater. Na de oorlog ging ik naar de ambachtsschool in Groningen waar ik de vakopleiding tot elektricien volgde. Mijn vader wilde me eigenlijk in de meubelmakerij hebben, maar daar had ik geen zin in. Hij voelde zich in die tijd echter niet goed en vroeg de directeur op een gegeven moment of ik niet een paar weken mocht missen, zodat ik in de zaak kon helpen. Dat kon wel, zei die directeur, maar mijn achterstand zou ik dan nooit meer inhalen. Ik ben nooit meer op die school teruggekomen en heb toch het meubelmakersvak geleerd. Ik ben direct begonnen met wintercursussen want ik moest toch diploma’s halen. Elf jaar lang ging ik van oktober tot april ’s avonds heen en weer naar Groningen”.

Kattenliefde
In 1963 trouwde Albert met Griet. Albert: “We woonden aan de Schoolstraat 10…”
Griet, hoofdschuddend: “8A! ’T is moar goud dat ik hier zit…”
Albert: “Ohja, 8a… Tot 1973 ben ik bij mijn vader in de zaak geweest en toen kwamen mijn ouders in de AOW. Wij zouden er eigenlijk mee verder, maar door omstandigheden zijn we eruit gestapt. In 1973 ben ik bij het Diakonessenziekenhuis voorman beddenverzorging bij de beddencentrale geworden. In 1980 zijn we hierheen verhuisd en in 1988 kwam er een einde aan mijn werk in het ziekenhuis omdat ik volledig werd afgekeurd en in de WAO terechtkwam”.
Griet: “We hebben geen kinderen gekregen in al die jaren…”
Albert: “We hebben wel drie katten”. Twee van de katten zijn komen aanlopen en dat is al vaker gebeurd in de loop der jaren. De katten hebben het ook zichtbaar naar hun zin in dit warme huis.

102-jarige moeder
Griet bekleedde verschillende bestuursfuncties binnen verenigingen, werkte meer dan twaalf jaar bij Vopel, een bontzaak aan de Grote Markt in Groningen, deed jaren peuterspeelzaalwerk en zong meer dan veertig jaar bij het Bedums Gemengd Koor, dat vorig jaar tot haar grote spijt werd opgeheven. Net als haar man verzamelt ze ook: mooie landschapsfoto’s. En ze leest graag boeken. Agatha Christie’s, maar ook boeken over bloemen en planten, katten en bloemschikken. Over al die dingen maken ze ook weer plakboeken. Albert wijst naar het plafond. “Soms zeg ik wel eens: buigt de vloer al door? Maar het houdt nog steeds”.
Vroeger fietsten en liepen Albert en Griet heel veel samen. Ze gingen zelfs op lange fietsvakanties. Nu Albert diabetes heeft en Griet na haar heupoperatie zes jaar geleden ook niet zo gemakkelijk meer loopt, is dat minder geworden. Maar ze gaan nog wel regelmatig op de fiets naar Oosterpark, om daar Griets moeder te bezoeken. Griet: “Mensen zeggen vaak: ‘Goh, heb jij nog een moeder!’ Ja, ik heb nog een moeder. Ze is 102 en haar bovenkamertje werkt nog prima. Ik vind het altijd geweldig dat ze nog zo is”.

Tegenpolen
Als goede eigenschap van zichzelf noemt Albert zijn sociale instelling. “Ik kan niet tegen onrecht. En als ik iemand kan helpen dan doe ik dat. Ik ben ook vrijgevig.” Griet: “Mensen komen hier nooit voor een dichte deur”.
En een slechte eigenschap? Griet: “Dat ‘ie snel kwaad wordt als iets niet lukt!”
Waar kan Albert om lachen? Griet: “Hij lacht niet zo snel hoor”. Albert, lachend: “Hoe ouder je wordt hoe lelijker. Ik ben geopereerd aan staar aan mijn ogen en nu heb ik voor het eerst sinds mijn vierde jaar geen bril meer op, omdat ik in de verte nu heel scherp zie. Mensen vinden me nu niet zo knap meer. Maar ik word natuurlijk ook al 79”.
Griet: “Ik zit soms voor de tv wel eens te lachen en dan lacht hij niet mee. Hij is zo vreselijk serieus. Ik hou wel van geintjes, zie overal humor in”.
Op de vraag waar Albert bewondering voor heeft antwoordt hij meteen: “Mijn vrouw”. “En ik heb altijd bewondering voor anderen, voor hoe ze zich door moeilijke dingen heenslaan.”
Trots is hij op hoe ze de zaken voor elkaar hebben. “Ik heb er een hekel aan als mensen door hun eigen toedoen in de schulden komen. Ik vind dat je dingen direct moet betalen. Wij hadden het vroeger thuis niet rijk, het was hard werken en weinig verdienen. Mijn pa was in de jaren dertig door de crisis gedwongen voor zichzelf te beginnen want zijn baas had hem ontslagen.” Griet: “Bij ons was dat net zo. Er was geen weelde, en dan ben je aan weinig gewend”.

Samen naar de film
Albert en Griet ontmoeten elkaar op een schip vanaf Wagenborg. Hij was met zijn zus, zij met een vriendin. Griet: “Ik had hem wel eens gezien want zijn zus werkte ook bij Vopel. Van een foto had ik al eens gezegd: ‘Goh wat een aardige vent ja!’ Later zagen we elkaar op een feestavond in Bedum. Concordia speelde en daar zat zijn vader in. We hebben gepraat en ik dacht: ‘Hai brengt mie wel noar hoes’. Maar nee dus! Toen heb ik hem een brief geschreven dat ‘ie maar eens langs moest komen”. Albert: “We zijn samen naar de bioscoop geweest. Zo ging dat”.
Weten ze nog welke film er draaide? Albert: “Haha! Dat was een voorlichtingsfilm, dat was gelijk goed. En toen kwamen er meer uitjes”.

Brommeravonturen
Toen ze jonger waren gingen ze regelmatig op fietsvakanties. Op dit onderwerp gekomen worden er even halfuitgesproken herinneringen opgehaald. “Waitst dat nog wel?” “Ohja!”
Albert: “Wat we ook veel gedaan hebben zijn stadswandelingen. We zijn overal wel geweest in Nederland. We hebben fotoboeken vol”.
Ook brommeravonturen beleefde het echtpaar volop. Ze begonnen op twee Solexjes. Griet: “Ik reed altijd voorop want die van mij kon veel harder!”
Verschillende merken brommers en veel avonturen volgden. Tegenwoordig rijdt Griet niet meer zelf. Ze komt niet met haar benen aan de grond en dan krijg je ongelukken zegt ze. Nu staat er al twintig jaar een ouderwetse Vespa scooter in de schuur, waar Griet achterop kan zitten. Een aantal jaren geleden gingen ze daar nog heel regelmatig hele dagen mee op pad. Griet: “Eten en drinken mee en dan waren we de hele dag weg. Dat wordt nu minder, ik kan er niet zo goed meer opklimmen”. Albert: “Ik kom ook niet meer in Groningen op de scooter hoor, dat wordt me te druk. We gaan nog wel naar Leens en Zoutkamp. We zijn eens naar Bourtange geweest en naar Norg. Griet: “Weet je dat nog wel? Dat we in oktober een keer met prachtig mooi weer in het bos van Norg een stoetje hebben zitten eten? Dat was altijd heel gezellig hoor!”

Achteruitgang in Bedum
Over Bedum zijn Albert en Griet niet zo positief. Griet: “Bedum is niet meer wat het was”. Albert: “Er zit geen vooruitgang in vind ik. Ik ben voor Gemeentebelangen. Die partij kreeg zoveel stemmen en dat wordt dan gewoon genegeerd. Op cultureel gebied loopt Bedum ook achter. Bedum zit zo verlegen om een tentoonstellingsruimte. Nu staat het Fortisgebouw te koop en eigenlijk zou de gemeente moeten zeggen: wij kopen het en maken er een cultureel centrum van. Er zit helemaal geen schot in hier, het gaat hard achteruit. Oudere mensen aan de Stationsweg moeten een taxi bestellen om bij de bushalte bij het Bedumerbos te kunnen komen”. Griet: “Dat is toch van de zotte. En bekijk de straten eens. Losse tegels, stronken die overal uitsteken. Daar vallen mensen over”. Toch blijft het echtpaar Bedum wel trouw. Griet: “Ik zeg wel eens tegen hem: ‘Goa hier dan weg te woon’n! Moar ik blief hier!’

De morgen is voorbij gevlogen. Nadat Griet me nog een map vol prachtige, door haar gemaakte potloodtekeningen heeft laten zien en Albert me een kundig stuk houtsnijwerk heeft voorgehouden, moet ik er weer vandoor. Ik moet zeker nog eens langskomen om de stoommachinecollectie te bekijken zeggen ze, en de tuin in bloei te zien. “En je jas even dichtdoen hoor. ’T is kold!”


Facebook TwitterLinkedin
­