VVV Bedum Het Hogeland

Menno WielingaMenno Wielinga (1945) was werkzaam als docent Bedrijfseconomie aan de Hanzehogeschool te Groningen. Met ingang van de zomervakantie van 2007 houdt hij zich vrijwel uitsluitend bezig met de Eerste Wereldoorlog. Hij is webmaster van www.wereldoorlog1418.nl . Deze site wordt dagelijks door meer dan 2000 mensen bezocht.

 


De Bedumer -
verslaggeving van de vluchtelingenopvang


M.P. Wielinga


'De Bedumer' was het orgaan van de Anti Revolutionaire Kiesvereniging te Bedum, Zuidwolde en Onderdendam tezamen vormend de gemeente Bedum. De krant van 27 juli 1914 vermeldt voor het eerst iets over de oorlogsdreiging: Europese oorlog? Zal God de Heere Europa met zijn geselroede bezoeken? En in de krant van 5 augustus 1914 schrijft men naar aanleiding van het uitbreken van de oorlog: Europese oorlog! Gelukkig kent ons land vele mensen die kunnen bidden voor vrede.....

In krant 34 van 19 augustus 1914 wordt voor het eerst iets geschreven over vluchtelingen. Hierbij wordt aandacht besteed aan de in België woonachtige Duitsers die te maken kregen met de vijandige houding van de Belgen na de Duitse inval van 4 augustus. Onder de titel 'Limburgse gastvrijheid' werd geschreven: …..De uit België gevluchte Duitsers roemen eenstemmig de uiterst liefderijke en humane behandeling die zij op Nederlandse bodem ondervonden hebben. Zij zeggen de Nederlandse bevolking hartelijk dank. Allen bevestigen, dat de beschrijvingen der bladen over de Belgische gruweldaden tegen weerloze Duitsers en voornamelijk tegen vrouwen en meisjes bij lange na niet in overeenstemming is met de werkelijkheid…..

Pas in krant 36 van 2 september 1914 wordt voor het eerst melding gemaakt van Belgische vluchtelingen: …..In Maastricht zijn ongeveer 7.000 vluchtelingen aangekomen. Nog steeds stromen zij toe uit de omliggende dorpen, zelfs uit Mechelen. Ook komen tal van Nederlanders uit Luik. Nadat verschillende steden in brand waren gestoken achtten zij het raadzaam heen te gaan…..

In krant 38 van 15 september 1914 wordt de Troonrede afgedrukt. Koningin Wilhelmina spreekt hierin namens de regering haar medeleven uit met de slachtoffers van de oorlog. Letterlijk zegt zij: …..diep begaan met het lot van alle volken, die in de krijg zijn meegesleept, draagt Nederland de buitengewone lasten die het wordt opgelegd, gewillig, en ontvangt met open armen alle ongelukkigen die binnen zijne grenzen een toevlucht zoeken…..

In krant 41 van 7 oktober 1914 wordt geschreven:…..De Duitsers beginnen nu Antwerpen te belegeren naar het schijnt, waardoor het aantal vluchtelingen dat schuilplaats zoekt op Nederlandse bodem steeds groter wordt. Bij duizenden komen ze binnen. Dat is op zichzelf reeds oorzaak van zorg en moeilijkheden, maar daarbij komt dat de gevaren voor de vrede voor ons ook vermeerderen…..

In krant 42 van 14 oktober 1914 wordt voor het eerst uitgebreid aandacht besteed aan de vluchtelingenproblematiek. Hierbij komt ook het Eijsden-incident ter sprake: …..Wij voelen met de Belgen mee en blijven het doen ondanks hun geprikkelde stemming jegens ons. Hardnekkig blijven ze volhouden dat er Duitsers ongehinderd door het zuiden van ons land zijn getrokken naar het hunne. Ware het zo, er was oorzaak voor hun verbittering. Nu is hun bewering wel geheel uit de lucht gegrepen en wordt ze wel telkens tegengesproken, maar telkens duiken de praatjes weer op. De goede behandeling die de Belgische vluchtelingen in Nederland ondervinden wordt bijna geheel niet genoemd…..

De rubriek 'Plaatselijk Nieuws' vermeldt in ditzelfde nummer de aankomst van vluchtelingen in de gemeente Bedum:…..Maandag jl. kwamen hier de eerste Belgische vluchtelingen aan, behalve enkelen die reeds daags tevoren door particulieren waren afgehaald. Vanwege de Minister zijn de Commissarissen der Provincies en de burgemeesters der verschillende gemeenten aangezegd gelegenheid ter huisvesting in gereedheid te brengen, zodat de vluchtelingen over geheel ons land zijn verspreid. De Commissaris der Koningin verzoekt inzending van adressen, namen, geboortedag, woonplaats en beroep, in te zenden aan het Hoofdbureau van Politie…..

In krant 43 van 21 oktober 1914 wordt op de voorpagina veel aandacht besteed aan het lot van de Belgische vluchtelingen:…..Hoor, ’s zaterdagsavonds zoemt hier in Nederland nog de telegraaf. De Minister seint aan de Commissarissen der Koningin in de noordelijke provinciën en deze draderen het verder aan de burgemeesters: ‘De stroom der vluchtelingen is zo overstelpend dat Friesland 3.000 meer moet herbergen, Groningen, Drente en Overijssel zo en zoveel meer. Hoeveel kan uw gemeente nog opnemen?’. Antwerpen brandt. In de angstige nacht, als bommen vliegen en ieder vreest dat elk ogenblik zijn huis boven hem instorten zal en hijzelf in stukken gescheurd zal worden, vluchten de duizenden der bovenwoningen de straat op, de stad uit, blij er tenminste het leven afgebracht te hebben. Waarheen? Eigen Vaderland in? Maar het harte bloedt op de vertrapte velden, in de verwoeste dorpen en afgrijzen stijgt op bij het ademen der door lijklucht verpeste atmosfeer. En bovendien: Grijnst tot in België’s prachtige hoofdstad Brussel de hongersnood ze niet aan? Daar moet brood zijn voor de honger van Duitse krijgsknechten. En in België is het niet meer. Wat blijft er voor de inwoner zelf over? Niets, letterlijk niets. Waar dan heen? Ze weten het. Daar op de grenzen in het noorden ligt het gastvrije Nederland. En daarom trekken de scharen vluchtelingen op ons zuiden aan. Maar ook daar is alles vol. In de ijlbevolkte Brabantse zandstreken liggen onze 250.000 soldaten ter bescherming van onze onafhankelijkheid. Er is geen plaats voor de Belg. En zo zitten de Armen van alles beroofd, schier krankzinnig van overstelpend leed, wil- en wezenloos langs de wegen in de koude oktobernacht. Zo spoedig mogelijk zendt men ze door naar het noorden. Daar dreigt het gevaar van vijandelijke bezetting niet. Maar wat een gedrang aan de treinen: er zijn kinderen die van hun ouders zijn gescheiden. Mannen die hun vrouwen missen. Moeders zonder echtgenoot en kinderen. En daar in de verte knetteren de geweren daar blijft bulderen het kanon. Daar vallen al maar door de rijen van de levenden, als halmen onder de zeis van de maaier… Europa’s welvaart is verwoest……

In dezelfde krant wordt onder de rubriek 'Europese oorlog' de situatie iets afstandelijker geschetst: …..België is thans geheel in Duits bezit. Velen van de vluchtelingen die zich nog ophielden in het Zuiden van ons land gaan weer terug naar hun vaderland. Door onze regering is bepaald dat er geen vluchtelingen meer naar ‘t Noorden zullen worden vervoerd. Zij die voornemens zijn terug te gaan kunnen kostenloos daarvoor bestemde kaarten bekomen. Zijn er zoveel dat er extra treinen kunnen rijden, dan zijn er geen kaarten nodig. Aan levensmiddelen moet geen gebrek zijn en in ’t belang van het land zowel als van de vluchtelingen zelve zou het gewenst zijn dat ieder zijn woonplaats weer opzocht. Het minste leed zou niet meer te duchten zijn aldus wordt verzekerd. ’t Is te hopen dat de jammer, over geheel België uitgestort, spoedig mag worden hersteld…..

In krant 44 van 28 oktober 1914 verschijnt een commentaar van de hoofdredacteur met de volgende inhoud: …..Nederland heeft een goed werk gedaan zich het lot van de Belgische vluchtelingen aan te trekken. De stakkers die de bommen over hun hoofden hoorden en zagen vliegen, ze uit de luchtschepen elk ogenblik vreesden op hun hoofden te zouden neerkomen, die dag en nacht in gevaar verkeerden getroffen te worden, ze spoedden zich in radeloze angst uit hun land en stad weg. Zo had de schrik en de vrees ze aangegrepen dat ze onmogelijk konden blijven op de plek waar ze geboren en getogen waren. Wij moesten ons over ze ontfermen of we wilden of niet en we deden het gaarne. Nu zijn ze over heel ons land verspreid en hebben we de Belgen leren kennen tot aan onze wadden toe. Maar nu we ze hebben voelen we de bezwaren, vooral te plattelande. Over de moeilijkheid van huisvesting, voeding en kleding spreken wij hier niet. Onze actieve regering zal bij haar vele en grote zorgen, die de zes miljoen mensen van ons eigen volk opleveren, ook die voor het miljoen vreemdelingen met God's hulp wel te boven komen al zal de boterham niet altijd even dik en lekker zijn.
Neen, het platteland heeft zijn eigen bezwaren. De meeste vluchtelingen zijn uit het grote Antwerpen gekomen. Nu past een grote stadsmens niet bij de plattelandsbewoner, al komt hij uit dezelfde provincie. En te minder als hij uit de achterbuurten komt. Hoe zou dan niet het verschil met de Belgen in het oog springen. Men leeft op de dorpen en de gehuchten min of meer vertrouwd met elkaar, en weinig ontsnapt aan de wederkerige waarneming. Mede daardoor blijkt het grote verschil in levenstoon tussen ons Protestantse Noorden en het Katholieke Zuiden. Hier eenvoud van levenswijze, in voeding, in voeding vooral, maar preciesheid inzake de kleding en woning, wat de huiselijkheid bijzonder bevorderd heeft. Hoe heel anders de Antwerpenaar. Gewend aan lekker eten bekommert hij zich blijkbaar minder om netheid en zindelijkheid van kleding, en woning vooral. Onze vrouwen hebben altijd werk in huis om het er rein en gezellig te maken en leven binnenskamers.
De Belgischen zijn het niet gewend. Vandaar hun leven buiten op straat, in danshuizen en cafés. Het hoort bij hun leven ’s avonds met de man niet thuis te zijn. Wij voor ons zouden het een ramp achten zo onze arbeiders en burgers de levenstoon onzer zuidelijke buren overnamen. Wij wensten dat zij van ons de grote eenvoud, de huiselijkheid en wat deugden we meer bezitten, overnamen. Toch vleie men zich met geen valse hoop. Jong gewend, oud gedaan. En daarom moeten we gul en goed de Belgen hun ander leven gunnen. Maar het doet helder uitkomen dat ze daartoe zo spoedig mogelijk naar hun eigen land, hun eigen milieu, moeten terug keren. En de toestand aldaar is wel zo dat zij dat kunnen. De grootste moeilijkheid zal men daarbij ondervinden met de enkelen onder hen, die het hier beter hebben dan thuis, en die een leven van niets doen verkiezen boven nuttige arbeid thuis. Met hen die denken: waar ik het goed heb, daar is mijn vaderland. Dergelijke individuen vindt men onder alle volken. Maar met zulken hoeft men geen medelijden hebben…..

In dezelfde krant nog een kritisch stukje onder de titel ‘Europese Oorlog’: …..Dat er zoveel moet worden ontbeerd, als het huiselijk leven, de burgerlijke en kerkelijke gemeenschap, daaraan wordt slechts weinig gedacht. Althans in zekere garnizoensplaats, waar Belgische vluchtelingen, maar ook geïnterneerden zijn, doet de burgerij alles om de vreemdelingen met versnaperingen het leven te veraangenamen en eigen militairen worden soms meer beledigd dan gerespecteerd, hoewel zij het vaderland hebben te bewaren bij datgene wat ons lief is. Er wordt niet aan gedacht dat althans onze mannen en onze zonen vele van hun zuurverdiende dubbeltjes hebben te offeren, om de voeding met dat van hun gewoon burgerleven in overeenstemming te brengen. ’t Is goed de nood te lenigen van vreemden, maar vooral niet te vergeten dat voor eigen militairen ook veel te doen is, dat hun last kan verlichten. En wie kan nog zeggen hoe lang zij aan het huiselijk leven zijn onttrokken? Naar het zich laat aanzien is er vooreerst geen sprake van vrede…..

In de rubriek 'Plaatselijk Nieuws' wordt slechts terloops aandacht besteed aan het vertrek van de Belgen: …Gisteren en heden zijn weer enige Belgische vluchtelingen vertrokken naar Antwerpen… Wel is in de krant onder de kop 'Opgenomen' een officieel schrijven gepubliceerd: ..…De Consul Generaal der Nederlanden te Antwerpen, bericht hierbij dat volgens zijn oordeel de toestand te Antwerpen volkomen rustig en ordelijk is. Aan niemand wordt enige overlast aangedaan. Om het dagelijks leven weer op gewone gang te brengen is het bepaald nodig, in het belang der Belgische bevolking, dat de vluchtelingen naar Antwerpen terugkeren en hun bezigheden hervatten. De Consul Generaal voornoemd kan, naar aanleiding van een onderhoud met de tegenwoordige Keizerlijke Gouverneur der stad Antwerpen, aan het bovenstaande toevoegen, dat hem door de genoemde autoriteit de meest geruststellende verklaring werd gegeven, te weten, dat Zijne Excellentie zich geheel zal houden aan de Haagse Conventie, zodat de belangen van beide partijen worden gediend door bij verdrag bepaalde voorwaarden volgens welke de privaat eigendommen, de persoonlijke vrijheid en de eer van vrouwen en meisjes ten volle worden gewaarborgd. Voorts dat volgens de uitdrukkelijke verzekering der Duitse autoriteiten ordelievende jongelieden die niet tot het leger behoren en burgerwachten kunnen terugkeren. Genoemde autoriteiten denken er in het minst niet aan laatstbedoelde lieden krijgsgevangen te maken, op te eisen of naar Duitsland te vervoeren. Het is de oprechte wens van de Duitse autoriteiten dat de bevolking van Antwerpen en omliggende plaatsen aan hen haar vertrouwen te schenken, opdat zij in het belang der burgers zullen werkzaam zijn en rust en orde zullen kunnen verzekeren. Antwerpen, 17 oktober 1914 - De Consul Generaal voornoemd, J.A. van den Berg…..

Krant 46 van 11 november 1914 laat zien dat ook aan het geestelijk heil der vluchtelingen wordt gedacht; in de rubriek ‘Aankondigingen’ wordt vermeld: …..Wie voor de Belgische vluchtelingen degelijke Christelijke lectuur voor weinig geld zoekt, schrijve aan de heer J.N.V. in Den Haag. Deze geeft boekjes en traktaatjes in allerlei vorm uit. Eén der traktaatjes is zelfs tweetalig: Nederlands en Frans en getiteld: ‘Vreemdelingen’….. In de Nieuwsrubriek wordt aandacht besteed aan de schade te Antwerpen: …..In het geheel zijn te Antwerpen 777 huizen getroffen, waaronder 190 geheel vernield zijn door brand of kanonschoten. Te Berchem zijn tenminste 100 huizen vernield. Van bevoegde zijde wordt de schade op 40 miljoen francs geraamd…..

Uit krant 47 van 18 november 1914 blijkt dat het artikel van de hoofdredacteur (zie krant 44 van 28 oktober 1914) kennelijk niet overal in even goede aarde viel. Eén der lezers heeft een ingezonden brief geschreven. De hoofdredacteur schrijft naar aanleiding daarvan: …..We achten het verstandig het ingezonden stuk omtrent ons artikeltje 'De vluchtelingen' niet op te nemen: ten eerste omdat de toon ver van gepast is; ten tweede omdat er geen tegenspraak in voorkomt en ten derde omdat we alsdan genoodzaakt zouden worden met allerlei feiten onze beweringen te staven en zulks zou aan de goede verhoudingen tussen onze Groningers en de vluchtelingen beslist afbreuk doen…..

In krant 48 van 25 november 1914 wordt onder 'Gemengd Nieuws' nog eenmaal aandacht besteed aan het verschil in behandeling tussen de Nederlandse soldaat en de vluchteling: …..Kapitein Geldermans van het 20e Regiment Infanterie schrijft in de Nieuwe Rotterdamse Courant een ingezonden stuk, waarin hij waarschuwt om bij al die oproepen van kleding en versnaperingen voor de vluchtelingen en de geïnterneerden toch vooral niet de eigen soldaten te vergeten. Sinds 11 augustus zijn wij hier in Brabant, schrijft de kapitein. Grote behoefte bestaat ook bij de troepen aan wollen onderkleding die in zeer onvoldoende mate aanwezig is. De mannen lopen weken lang met eenzelfde borstrok omdat een dubbel stel niet aanwezig is. Waar iedere vluchteling van kleding werd voorzien, behoorde toch in eerste plaats het Nederlandse hart open te gaan voor de Nederlandse soldaat; behoorde deze niet vergeten te worden. Niets is echter ooit aan de troepen toegezonden die aan de zuidgrens van ons land staan. Ontspanning voor de geïnterneerden wordt gevraagd! Ook al weer prachtig. Maar wij troepen aan de grenzen, ontvingen na drie maanden eindelijk als ontspanning: 1, zegge 1 dominospel per compagnie van plm. 250 manschappen. Verder niets. Zo’n zending is tegelijk ridicuul als bedroevend. Nog eens: liefdadigheid is goed, maar men vergete toch niet ter wille van de vreemdeling zijn eigen landzaat…..

Conclusies

Regionale en lokale kranten waren aan het begin van deze eeuw spaarzaam met het geven van regionaal en lokaal nieuws. Lokale verslaggeving beperkte zich meestal tot officiële aankondigingen, raadsverslagen en dergelijke. Nieuws uit het buitenland verscheen vaak in de vorm van korte berichten in de rubriek 'overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen'. 'De Bedumer' vormde hierop geen uitzondering. Krantenfoto's zoals wij die tegenwoordig kennen waren technisch nog niet realiseerbaar. Wilde men foto's zien van de gebeurtenissen dan was men aangewezen op de geïllustreerde bladen als 'Het Leven' en 'De Prins'. Persfoto's uit die tijd waren ook vaak te zien in de vitrines van krantenbedrijven, nieuwsagentschappen en bijvoorbeeld bij sigarenwinkels.

Weinig tot geen aandacht was er in de krant van die tijd voor 'human interest'. Er werden geen stukjes geschreven over persoonlijke ervaringen zoals wij dat tegenwoordig op lokaal niveau gewend zijn. Opmerkelijk is de afwerende toon in 'De Bedumer' ten opzichte van de vluchtelingen. Dat daarbij culturele verschillen en de tegenstelling katholiek - calvinistisch worden aangevoerd is wellicht begrijpelijk vanuit de anti revolutionaire achtergrond van deze krant. Hulpverlening is een christelijke deugd en moest daarom worden verleend, maar men kan zich niet aan de indruk onttrekken dat men het verblijf van de vluchtelingen een last vond en opgelucht ademhaalde toen de vluchtelingen weer vertrokken waren.

Geraadpleegde literatuur

'De Bedumer' jaargangen 1914 en 1915 aanwezig in het gemeentearchief van de gemeente Bedum.

Met dank aan Wout Folkerts – archiefbeheerder van de gemeente Bedum.


Bron: www.wereldoorlog1418.nl

Facebook TwitterLinkedin
­